31-03-2010

Wifi-generatie schiet te kort in veilig en verantwoord online gedrag

Nederlandse jongeren (6-18 jaar) zijn met hun internetgebruik koplopers in Europa. 93% gebruikt internet, tegen een Europees gemiddelde van 75%. Tegelijkertijd lopen Nederlandse jongeren ook een relatief hoog risico om met vervelende kanten van internet in aanraking te komen. Het is daarom noodzakelijk dat jongeren digitaal vaardiger worden om maatregelen te kunnen nemen tegen deze risico’s en om te streven naar een zo veilig mogelijke digitale omgeving. Dat is een van de belangrijkste conclusies van het SCP-rapport NL Kids Online. Nieuwe mogelijkheden en risico’s van internetgebruik door jongeren dat is aangeboden aan Tineke Netelenbos, voorzitter van het programma Digivaardig & Digibewust.

 “Dit rapport toont aan dat het van belang is om ook jongeren digitaal vaardig te maken. Jongeren maken dan wel veel gebruik van internet, ook zij ontberen vaak nog de kennis en kunde om dit veilig en verantwoord te doen. Dat maakt hen risicogroep. Het is daarom belangrijk dat wij – markt en overheid gezamenlijk – voorlichting blijven geven aan jongeren en daar ook de ouders en docenten in meenemen,” zegt Tineke Netelenbos. Binnen het programma Digivaardig & Digibewust maken overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen zich gezamenlijk sterk op dit gebied. Dit leidt tot voorlichtingsactiviteiten richting jongeren en hun opvoeders en tot samenwerkingsverbanden die bijdragen aan een veiligere digitale omgeving.

Uit het rapport blijkt verder dat veel voorkomend riskant online gedrag door jongeren met mogelijk negatieve consequenties in alle Europese landen zijn: het verstrekken van persoonlijke informatie, confrontatie met pornografisch materiaal, het zien van gewelddadige of haatdragende beelden, cyberpesten, ongevraagd seksueel getinte opmerkingen ontvangen en een online kennis of ‘vriend’ uit de virtuele wereld in de fysieke wereld ontmoeten. 15-20% van de online tieners in Europa geeft aan een zekere mate van angst of ongemakkelijk gevoel of zelfs bedreiging te voelen. Negatieve consequenties van online risico’s kunnen deels vermeden worden door het vergroten van digitale vaardigheden. Denk daarbij aan zoekvaardigheden, het beoordelen van informatie, het omgaan met problematische content en het vermijden van onwenselijk gedrag.

Rol ouders en docenten
Om de digitale vaardigheden te vergroten ligt een belangrijke taak voor zowel ouders als docenten. Zij moeten aanvulling bieden op wat jongeren veelal al spelenderwijs van elkaar leren, zonder de mogelijkheden voor jongeren in te perken. Het versterken van kennis van en inzicht in communicatietoepassingen die kinderen gebruiken en het vergroten van vaardigheden van ouders is een belangrijk om onnodige angsten bij ouders te voorkomen en gerichte interesse, advies en begeleiding van ouders aan hun kind te bevorderen. Niet alle ouders beschikken over de noodzakelijke kennis en vaardigheden om hun kinderen goed te begeleiden. Daarom spelen ook scholen een belangrijke rol bij het stimuleren van creatief, kritisch en veilig internetgebruik door jongeren. Via scholen kunnen alle kinderen bereikt worden, ook degene die vanuit huis weinig ondersteuning krijgen.
 

Andere aanbevelingen uit het rapport zijn onder meer blijvende aandacht voor bewustwording bij kinderen over de online risico’s en de maatregelen ertegen, het installeren van filters voor jonge kinderen, het verbeteren van de kwaliteit van online aanbod voor kinderen/jongeren (mede door zelf- en coregulering van dit aanbod door het gebruik van labels met leeftijdsgrenzen, het aanstellen van moderatoren, het gebruik van meldknoppen) en het verduidelijken van privacyvoorwaarden om misbruik van persoonsgegevens tegen te gaan.
 

EU Kids Online
In het SCP-rapport worden de belangrijkste uitkomsten samengevat van het project EU Kids online met Nederland als vergelijkingsland. Het project EU Kids online is gesubsidieerd door het Safer Internet plus Programme (DG Information Society and Media), de Europese Commissie en gecoördineerd door de London School of Economics and Political Science (LSE) in de personen van prof. dr. Sonia Livingstone en dr. Leslie Haddon. In het project zijn resultaten van empirisch onderzoek uit 21 Europese landen bij elkaar gebracht, toegankelijk gemaakt en in onderlinge samenhang geanalyseerd. Het project onderzocht in hoeverre de online activiteiten van jongeren in Europese landen op elkaar lijken, en waar en waarom landen van elkaar verschillen. Op basis van het onderzoek zijn aanbevelingen voor beleid en vervolgonderzoek geformuleerd.